Tom en ik waren in de woonkamer op
Sylvia aan het wachten. Ze verklede zich, omdat we naar de stad gingen om in een
café een voetbalwedstrijd te gaan bekijken. Het was een wedstrijd Nederland
tegen Schotland in Glasgow. Daar was ik ruim 3 jaar geleden met mijn vriendin
Joke op vakantie geweest. Deze vakantie had het einde van onze relatie
aangekondigd. Tom liep naar zijn kantoorruimte en kwam terug met een leren
koker. Een koker waar 4 grote sigaren in pasten.
‘Daar wil ik er straks
ook wel één van.’
Tom moest lachen.
‘Natuurlijk, jij
krijgt er straks ook één.’
Sylvia kwam de woonkamer binnen
lopen in een leren 2 delig pak. Het leren pak leek op een strak zittend motorpak
en had een licht beige kleur met een felle witte band van haar polsen naar haar
schouders tot aan haar enkels. Tussen de broek en het jack was haar bruine navel
met wat vel er omheen, goed te zien. Ze had zich redelijk zwaar opgemaakt. Ook
het volume van haar geblondeerde haar was waarschijnlijk met een föhn
behoorlijk, toegenomen. Haar rimpelige oranje bruine zonnebank gezicht, werd
boven het lichte leren pak duidelijk in kleur benadrukt. Het koste mij veel
moeite geen opmerking over haar motorpak te maken. Of iets over haar uiterlijk
te zeggen.
‘Jij hebt toch ook een
strippenkaart bij je? Anders hebben we te weinig strippen om in de stad te
komen.’
‘Ja ik heb bijna een
volle strippenkaart bij me’, antwoordde ik.
We liepen de trap af naar beneden.
Tom deed de deur op slot en we liepen richting een busstation op de Segbroeklaan.
Tom en ik liepen voorop. Sylvia liep met haar kruk en haar opvallende leren pak
achter ons aan. Tom en ik bleven een paar keer op haar wachten, zodat ze ons bij
kon benen. De wijk waar Tom en Sylvia woonden was zeker voor stadsbegrippen ruim
opgezet. Het waren grote woningen. Sommige bestonden uit een beneden en
bovenwoning. Andere woningen betroffen beide etages. Sommige woningen hadden ook
erg ruime tuinen. Bij enkele tuinen waren mensen bezig bladeren te verzamelen,
of heggen te knippen. Verder bestond bijna de hele wijk uit pleinen met daarom
heen huizen, in plaats van smalle straten met huizen, zoals ik gewend was in
Amsterdam. Rosa en Solane zouden er, wanneer ze wat ouder waren, prima buiten
kunnen spelen.
‘Hier is 2 weken
geleden een man dood geschoten.’
‘Wat, dat meen je
niet. Dat is vlak bij waar je woont.’
In eerste instantie dacht ik dat
Tom een buurtgenoot bedoelde.
‘Ging het om een
criminele afrekening?’
‘Nee, het had te maken
met de politie. Het ging om een inbreker die zich bij zijn arrestatie verzette
met een mes.’
‘Ja, ik heb zoiets
gelezen in de krant. Ik las dat het in Den Haag was, maar heb helemaal niet aan
jullie gedacht. Of dat het hier in de buurt was.’
‘In Den Haag kan
alles’, antwoordde Tom gekscherend.
‘Ja, dat is ook zo.
Trouwens in Amsterdam waar ik woonde, gebeurde ook wel eens wat. Daar had je de
laatste jaren steeds meer te maken met afrekeningen, waarbij mensen elkaar op
straat doodschoten.’
‘We moeten opschieten
anders missen we het begin van de wedstrijd.’
‘Oh, dat kan me niet
zoveel schelen’, antwoordde ik.
Eigenlijk interesseerde voetbal,
me voor geen meter. Het had me nog nooit echt geboeid, maar tijdens een
voetbalwedstrijd in een kroeg zijn en flink wat drinken, vond ik wel leuk.
Tijdens mijn studententijd had ik
daar redelijk leuke herinneringen aan overgehouden. Vooral herinneringen aan
enkele gemeenschappelijk dronkenschap partijen, met mijn hockeyteam bestaande
uit studentenballen waarbij ik mij niet echt thuis voelde, kwamen naar boven.
‘Ah shit, die bus gaan
we missen’, zei Tom.
Op ongeveer 200 meter afstand zag
ik een stadsbus de bushalte waar wij in moesten stappen, passeren.
‘Nou, erg lang zullen
we wel niet hoeven wachten’, zei ik. ‘Er komen hier denk ik genoeg bussen per
uur langs.’
Bij de bushalte aangekomen zagen
we dat er om de tien minuten een nieuwe bus zou zijn. Tom trok zijn leren
sigarenkoker uit zijn herenjas. Opende het, en stak een sigaar in zijn mond.
Mijn aandacht werd getrokken door zijn mond. Zijn matje herkende ik niet meer en
de wallen onder zijn ogen vielen mij ook steeds minder op. Met de sigaar in zijn
mond en die blik in zijn ogen, begon hij steeds meer te lijken op Tom, die ik
mij kon herinneren. Om haar rechter been te ontlasten ging Sylvia zitten op het
bushaltebankje en zette ze de kruk naast haar neer.
‘Het lijkt wel een
motorpak, wat je aan hebt’, flapte ik er plotseling uit. Ik baalde direct van
mijn opmerking en wou dat ik deze niet gemaakt had. Maar blijkbaar had deze
opmerking, de hele tijd in mijn bovenkamer onbewust rond gedraaid. Sylvia keek
me een beetje pissig aan. Tom reageerde niet.
‘Sorry, zo bedoel ik
het niet. Het is een best mooi pak, maar het lijkt gewoon op een motorpak. En je
weet hoe gek ik op motorfietsen ben.’
Ik probeerde mijn misplaatste
opmerking te blussen. Wat had ik ongewild een subjectieve mening zitten vormen
over haar leren pak, dacht ik. Als er iemand was die iets mooi vind als het maar
anders is dan gewoon, moest ik het zijn. Ik nam me voor haar motorpak gewoon
mooi te vinden en ging niet verder in op wat ik gezegd had. Elke nieuwe
opmerking zou verkeerd kunnen overkomen en de zaak alleen maar verergeren, dacht
ik. De volgende bus kwam eraan. Uit mijn portemonnee pakte ik mijn strippenkaart
en liep als eerste de bus binnen.
‘Drie maal twee!’
De chauffeur pakte mijn
strippenkaart en stempelde, drie keer twee strippen. Wij liepen achter elkaar
naar binnen en gingen zitten. De bus trok op.
‘Het hadden drie
strippen moeten zijn’, zei Sylvia.
‘Dat wist ik niet. Heb
er ook niet aan gedacht.’
‘Oh, dat maak niets
uit’, zei Tom. ‘We hebben allemaal gestript’. De stemming zat er bij hem al
duidelijk in. De bus reed snel. Het uitzicht was voor mij interessant. Steeds
meer plekken, straten en gebouwen in Den Haag herkende ik. Het kwam me allemaal
steeds bekender voor.
‘Hier moeten we
eruit.’
De bus was gestopt. We stonden op
en stapten de bus uit en liepen richting het centrum. De winkelstraat waarin we
in moesten, was behoorlijk druk. Het was een smalle eenrichtingsverkeer straat.
Er waren verschillende winkels, een paar kunstgaleries en enkele kroegen te
zien. Ook liepen er behoorlijk veel mensen naast en achter elkaar op 2 stoepen,
aan beide kanten van de weg en er reden nogal wat auto’s, stapvoets achter
elkaar richting het centrum. Tom liep in een behoorlijk tempo voorop. Hij wilde
waarschijnlijk niet teveel van de wedstrijd missen. Ik bleef bij Sylvia. Wilde
haar niet nog langer, alleen, achter mij en Tom aan laten lopen.
De stamkroeg van Tom en Sylvia,
waar we binnenliepen was klein en erg vol met zeer uiteenlopende mensen. Rechts
achterin stond een kleine televisie. De wedstrijd was net begonnen. Een groep
van zo’n 25 mensen zat en stonden er omheen. Het was een erg kleurrijk
gezelschap. Bijna evenveel vrouwen als mannen en ook veel kinderen. Wanneer Tom
en Sylvia mij niet verteld hadden dat het een homocafé was, had ik het niet
gemerkt. Alleen een muur vol met maxima en oranje foto’s en vlagjes, hadden me
op die gedachte kunnen brengen. Maar aan de andere kant waren we in Den Haag.
Daar zag je dat soort muren in cafés wel meer.
We liepen richting 2 mannen, die
ik van de trouwfoto van Tom en Sylvia herkende. Het waren de 2 vrienden die
tegelijk met Tom en Sylvia met elkaar getrouwd waren.
Ze zagen er net zoals op de
trouwfoto, in werkelijkheid, nogal verschillend uit.
‘Hoi, Richard en
Paul’, zei Tom. ‘Dit is nou Erik, waar ik jullie wel eens over heb verteld. Mijn
studievriend met wie ik samen in een villa heb gewoond. Die jongen met wie ik
samen een auto kocht en mee op vakantie ging. Die jongen die wel duizenden
foto’s van mij nam en mij enkele jaren geleden vertelde wat hij voor mij voelde.
Voelde voor mij. Hij lijkt meer op jullie, dan ik op hem.’
Beide mannen moesten lachen. We
liepen naar elkaar toe en ik schudden ze beide hun hand. De ene hand was groot
en stevig, de ander wat kleiner.
‘Wat willen jullie
drinken’, vroeg Richard.
Tom en Sylvia wilden allebei een
biertje. Mijn voorkeur ging eigenlijk uit naar een Duvel. Maar ik wilde niet
meteen iets duurders drinken dan de rest. Richard kwam terug met 4 bier en 1
glas witte wijn. Hijzelf dronk de witte wijn. In het café was erg het
lawaaierig. Er zaten twee vaders met twee jongentjes van ongeveer zes jaar, op
elke verkeerde beweging van het oranje elftal, heftig te reageren. Ze gebruikten
nogal grove taal en waren erg luidruchtig aanwezig. Er ging tijdens de wedstrijd
nogal wat mis, dus zij waren nadrukkelijk aanwezig. Tom stond vlak naast mij,
gefascineerd naar de wedstrijd te kijken. Naast hem zat een ligt erotisch
geklede vrouw, alleen. Ze was bijna 1 meter 90 en had enorm puntige borsten.
Verder had ze een net iets te brede en donkere kaaklijn. Sylvia stond achter mij
met iemand in gesprek. De voetbalwedstrijd kon mij niet zoveel boeien. De
verschillende mensen en aparte types in het café interesseerden mij des te meer.
Het was er druk en erg benauwd. De meeste mensen rookten sigaretten of shag. Het
biertje smaakte me nergens naar. Het was erg waterig. Bij het volgende rondje
bestelde ik wel een Duvel. Maar die hadden ze niet. Het werd een Tripple. Net
als Duvel een Belgisch bier met 8½ % alcohol. Dat smaakte me een stuk beter. Na
23 minuten kreeg Nederland een doelpunt tegen. Iedereen riep boe. De meeste
mensen baalden, maar ik vond het allemaal wel goed. Wanneer Nederland niet door
kon naar de wereldkampioenschappen had mijn voorkeur. Als kind had ik eigenlijk
al een hekel aan voetbal. Terwijl een opa van mij, in het Nederlands elftal
gevoetbald had.
Tijdens de wedstrijd dronk ik 3
triples en rookte ik nog een sigaar die ik van Tom kreeg. Verder keek ik
geïnteresseerd om me heen, naar de mensen die in de kroeg zaten. Hoe ze eruit
zagen en hoe ze zich gedroegen. De café-eigenaar was ongeveer 1 meter 70 en had
een nichterige en Mexicaanse uitstraling. Op de muur hing een grote foto, waar
hij samen met zijn vriend op stond. Iemand verteld mij, dat de beide mannen op
die foto, het café begonnen waren, maar sinds een half jaar uit elkaar waren
gegaan. De eigenaar kwam 3 keer met een brede glimlach langs met kippenpootjes,
die zo heet gekruid waren, dat je het acuut moest blussen met het drankje dat je
dronk of opnieuw moest gaan bestellen. Na afloop van de wedstrijd kwam Richard
naar me toe.
‘Hoe gaat het nu met
jou Erik?’
Wat een vraag dacht ik.
‘Ja wat zal ik zeggen.
Het is nogal een ingewikkeld verhaal,’
Eigenlijk wilde ik er helemaal en
zeker niet teveel op ingaan. Er eigenlijk helemaal niet over praten. Zeker niet
met iemand die ik niet kende.
‘Tom en Sylvia hebben
het nog wel eens over jou gehad en het een en ander over jou verteld.’
Dat verraste me. Ik was blij met
deze opmerking. Alles wat ik had meegemaakt was dus niet volledig langs Tom en
Sylvia heen gegaan. Die gedachte had ik wel eens gehad.
‘Ja wat zal ik zeggen.
Je weet dat ik 2½ jaar geleden een hersenoperatie ondergaan heb?’
Hij knikte ja.
‘Nou, op mijn 24e
kreeg ik voor het eerst een motorongeluk. Terwijl ik motor reed raakte ik onwel.
Zonder dat ik het aanvoelde komen of me het kon herinneren, ben ik op een 2
baansweg door de middenberm geschoten en heb ik een verkeersbord op 60
centimeter afstand gemist met een snelheid van 90 kilometer per uur. Ik ben toen
doorgeschoten naar de andere weghelft en daar van mijn motor in de berm
gevallen. Ik heb enorm veel geluk gehad dat ik niet door tegemoetkomend verkeer
ben aangereden. Met een ambulance ben ik naar het ziekenhuis gebracht. Daar was
een neuroloog die vertelde dat ik waarschijnlijk een epileptische aanval had
gehad. Een jaar daarna kreeg ik weer een motorongeluk. Toen voelde ik het beter
aankomen en wist ik midden op de weg te stoppen, voordat ik met motor en al
omviel. Een automobilist achter mij heeft me toen van de weg gehaald. Daarna heb
ik allerlei medische onderzoeken moeten ondergaan. Maar men kon niets vinden.’
Ik had het gevoel dat ik mijn
verhaal veel te uitgebreid vertelde en besloot de inhoud voor Richard meer te
comprimeren.
‘Nou ja om mijn
verhaal samen te vatten, heb ik daarna in toenemende mate epileptische aanvallen
gekregen, die steeds heftiger werden en steeds frequenter. Bij mijn vorige
werkgever in Amsterdam heb ik toen 2 lease auto’s in elkaar gereden, waardoor ik
mijn werk niet meer kon doen. Daar was ik projectmanager en ging veel naar
verschillende klanten toe. En dat kon ineens niet meer.’
Mijn verhaal was
nog steeds te uitgebreid. Maar ja, wat ik had meegemaakt was voor mij ook niet
in 1 zin samen te vatten. Het was gewoon niet het moment en ook niet de plaats
om alles te vertellen. Richard wilde waarschijnlijk ook niet alles weten. Maar
hij keek wel erg geïnteresseerd en liet absoluut niet merken dat het hem niet
boeide. In tegendeel. Hij knikte met zijn gezicht, na bijna elke zin die ik
uitsprak.
‘Ik had mazzel dat ik
in Amsterdam een neuroloog had, die betrokken was met het epilepsiecentrum en
het academisch ziekenhuis in Utrecht. Hij vroeg mij op een gegeven moment of ik
een hersenoperatie zou aandurven. Die kans heb ik toen met beide handen
aangegrepen. Na een onderzoek die ongeveer 2 jaar in beslag nam en waar bijna de
helft van de kandidaten uitviel, wegens te grote risico’s, kwam ik wel in
aanmerking. Zoals ik al zei ben ik 2½ jaar geleden geopereerd. Daarbij hebben
ze mijn schedel geopend. Me weer bij bewustzijn gebracht om me foto’s te laten
zien. Door mijn hersenen plaatselijk te verdoven konden ze precies uitzoeken,
wat weg kon of wat nog moest blijven zitten. En daarna hebben ze de goedaardige
tumor, die al vanaf mijn geboorte is gaan groeien, verwijderd. De operatie is
mij erg meegevallen. Ik had na de tijd niet eens hoofdpijn.
‘Mag ik jullie even
storen?’, vroeg Tom. ‘Willen jullie nog wat drinken?’
‘Laat mij even wat
bestellen’, antwoordde ik.
‘Nee dat hoeft niet we
hebben een gemeenschappelijke rekening’, en hij wandelde terug naar de bar.
‘En toen?’, vroeg
Richard. Hij was nog steeds geïnteresseerd.
‘Nou, na mijn
operatie heb ik ruim een jaar lang geen klachten meer gehad. Alleen een jaar
geleden is het weer misgegaan. Bij mijn nieuwe werkgever, waar ik als
zij-instromer in het onderwijs ging werken, als wiskunde en economie docent op
een middelbare school, raakte ik overspannen en kreeg ik weer een aanval. Vanaf
dat moment zit ik in de ziektewet. Dus ik doe alweer bijna een jaar, net zoals
na mijn operatie bij mijn vorige werkgever, niets. Tenminste ik doe wel wat. Ik
verveel me geen moment. Maar ik werk niet.’
‘Richard’, riep Paul.
‘Sylvia heeft mij gevraagd of wij met zijn allen vanavond bij hun langskomen om
wat te eten.’
‘Ja, dat lijkt me erg
leuk. Maar we hebben met de rest toch afgesproken om ergens uit eten te gaan.’
‘Ja, ik heb het hun al
gevraagd. Een aantal wil wel en een aantal wil niet’, antwoordde Paul.
‘Weet je wat, ik ga
wel even met hen overleggen’, zei Richard. ‘Hun vertellen dat Tom zo lekker kan
koken. Dan willen ze vast wel.’
Richard liep naar zijn vrienden.
Ik liep naar Tom en Sylvia toe.
‘Doe het nou maar’,
riep Tom. ‘Jullie weten best dat ik erg goed kan koken.’
Tom en Sylvia moesten er
behoorlijk om lachen. Ik lachte ook.
‘Dat zijn gewoon
jongens die niet weten wat ze willen. Ze moeten altijd alles eerst met elkaar
overleggen. Maar ik denk dat ze wel langs willen komen’, zei Tom.
‘Het lijkt mij ook wel
leuk’, zei ik.
‘Ja mij ook’,
antwoordde hij.
Richard kwam vanuit zijn groep
teruglopen naar Tom, Sylvia en mij.
‘Ja het lijkt ons
hartstikke gezellig. Moeten we nog wat meenemen?’
‘Nee, dat hoeft niet,
we hebben genoeg eten thuis. Neem maar wat te drinken mee.’
‘Ok, dat doen we’, zei
Richard en liep terug naar zijn groep vrienden.
Tom liep naar de kapstok en pakte
zijn jas. Sylvia en ik deden het zelfde.
‘Tot straks’, riep
Tom.
‘Tot straks’,
riepen Richard, Paul en de anderen.
En wij liepen de kroeg uit, waar
het door de vele rokers behoorlijk benauwd was geworden. In de buitenlucht
merkte ik dat de Tripple, het Belgische bier, mij behoorlijk geraakt had. Ik
voelde me behoorlijk aangeschoten. Zag ook een beetje dubbel. Daarna liepen we
met zijn drieën in het donker terug naar het busstation, waar we waren
uitgestapt. Er was nog veel verkeer op de weg. We kwamen net op tijd voor een
nieuwe bus en konden zo instappen. De bus was bijna helemaal vol, met erg
verschillende mensen. Sylvia ging zitten. Tom en ik bleven staan. Had moeite
mijn evenwicht te bewaren. We waren alle drie behoorlijk vrolijk en voelde ons
ook aangeschoten.
‘Wat vond je nu van
die kroeg?’, riep Sylvia.
‘Ja wel leuk. Erg
gezellig.’
‘Ja dat vinden wij
ook’, antwoordde zij. ‘Tom en ik komen daar regelmatig. We vinden het ook leuk
als ze bij ons thuis langskomen. Met oud en nieuw kom je toch bij ons langs hè,
Erik?’ Vroeg ze nog een keer,
‘Dan kan ik daar
alvast rekening mee houden.’
‘Ja dat lijkt me erg
gezellig’, antwoordde ik opgewekt. Tom lachte nu ook. Hij lachte me niet uit,
maar toe. Ik kreeg het gevoel dat het nu toch door zou gaan. Oudjaaravond vieren
in Den Haag. Mijn twijfel of de eerste uitnodiging van Sylvia wel ondersteund
werd door Tom, verdween. Voor het eerst sinds maanden, voelde ik mij eindelijk
weer eens echt blij en opgewekt. Weer een beetje zoals vroeger.
|